De veldmuis
Het uiterlijk en de ontwikkeling van de veldmuis
Veldmuizen hebben een bruin tot grijsbruin gekleurde rug. Soms zijn kleurvariaties tot donkerbruin toe mogelijk. Hun buik is meestal lichtbruin van kleur. Veldmuizen hebben een plompe bouw, en een stompe snuit. Hun ogen en oren zijn goed in hun vacht verborgen. Hun vacht is redelijk kortharig. Een volwassen veldmuis heeft een lichaamslengte van tussen de 9,5 en 12 cm. In tegenstelling tot de meeste muizen is hun staart veel korter dan hun lichaam: zo’n 3 tot 4,5 cm (ongeveer 1/3 van de lichaamslengte). Pasgeboren veldmuisjes zijn kaal en blind. De draagtijd voor veldmuizen is 3 weken. Wijfjes hebben gemiddeld 5 tot 6 worpen per jaar met een gemiddelde nestgrootte van 5-6 jongen.
De exacte zoogperiode is onbekend, maar wordt geschat op 3 tot 4 weken. Na slechts 25 dagen zijn de jongen geslachtsrijp. De maximale levensduur van een veldmuis is 1 jaar tot 16 maanden. Een populatie veldmuizen kan in 3-6 jaar tot grote aantallen groeien. In het laatste jaar wordt dan een top bereikt. Daarna stort de populatie volledig ineen en begint de cyclus opnieuw. Het aantal muizen in zo’n regelmatig terugkerend ”veldmuisjaar” kan sterk verschillen.
Leefwijze
Veldmuizen zijn uitstekende gravers en leven bij voorkeur in weilanden en wegbermen. Hij graaft meestal horizontaal (soms ook loodrecht of schuin omlaag tot wel 60cm diep) en nestelt op 15-30 cm diepte. De ingangen zijn open en bovengronds en staan via looppaadjes in verbinding met voerplaatsen. In eenlagige vegetatie structuur is de veldmuis dominant. Hij voedt zich met graangewassen, bollen, aardappelen, kool, wortels en ook boomschors. Sporen van de veldmuis zijn bijvoorbeeld knaagschade aan de bast aan de voet van jonge bomen, de typische looppaadjes en uitwerpsel. Deze laatste zijn 4-8 mm lang, 2 mm dik, groenachtig en veelal te vinden rondom holen en eetplaatsen.
Schade en overlast door de veldmuis
Veldmuizen kunnen modderkoorts overbrengen door beten of contact met urine. In de veldmuisjaren kunnen zij enorme schade in weilanden aanbrengen door het ondermijnen van de grasmat of bouwlanden door knaagschade. Schade in boomgaarden kan aanzienlijk zijn. ’s Winters kunnen ze ook schade aanrichten in schuren, bijvoorbeeld in bieten- en aardappelkuilen.